zaterdag 29 augustus 2009

(no title)

Voor Fleur

En
plots hadden we
ons eigen werktuig;
alles moest kapot
en
alles kon kapot
nu

We gingen onmiddellijk aan de slag
en schopten voor de lol
nog wat extra keet
maar
het kot werd grondig
afgebroken

Het stof ging
ook wel weer liggen
en
we aten kersen in het puin

Alsof er voorts niet veel gebeurd was

donderdag 13 augustus 2009

What we did in Watou

Uw dienaar bracht de afgelopen julimaand door in het lieflijke oordschap Watou, op de grens tussen de donkerste diepten van Letermeland en Frankrijk. Niet geheel voor de fun deden wij zulks - al scheelde het niet veel-, neen, er moest wel degelijk gewerkt worden, en zulks in het kader van "Watou 2009: Verzamelde Verhalen #1," oftewel de vroegere Poëziezomers van Watou in het jaar 1 na Mandelinck. Schrijver dezes maakte voor het eerst in zijn bestaan deel uit van het contingent suppoosten dat er een hele zomer lang voor helpt zorgen dat het excrement op de verschillende locaties niet de ventilator raakt. Met wisselend succes, overigens. Doch dit terzijde. Voor het eerst hadden wij ook Kameraad Kodak mee, een analoog Minolta-bakbeest uit het jaar 1995. Als er één reden is voor het feit dat uw dienaar zelf amper op voornoemde prentjes te zien is, dan wel deze: niemand van de hele Watou-crew kon overweg met de nukken van het haperende en zwoegende bakbeest. Maar dat kon de pret niet drukken. Verslag van een maand tussen vakantie en werk.





Kijk, zo zag de opening er ongeveer uit. Met lampionnetjes dus. De lampionnetjes in kwestie waren weinig meer dan papieren zakken met onderin een ijzerdraadframe waarin een kaars vervat zat. Bij de opening, die plaatsvond in een weiland, hebben we vijfhonderd mensen zo'n lampion in de handen gedrukt en hen gevraagd om alstublieft zo min mogelijk met lampion en al in brand te vliegen, en als het even kon er ook van af te zien het omringende gras- en bosland in de hens te zetten. De meesten hielden zich braaf aan dit verzoek, met taferelen zoals het bovenstaande tot gevolg. De lampions kwamen achteraf naar verluidt allemaal in hetzelfde veld over de Franse grens terecht, maar da's een detail.

Het subject van dit weinig flatteuze portret - het kleurenpalet, of het gebrek daaraan, is het resultaat van een doorslaande preset in het ingewand van Kameraad Kodak - is niemand minder dan Jan Moeyaert, de big boss van het hele Watougebeuren. Delegeren, evalueren, managen, deze uit graniet gehouwen geweldenaar kan het allemaal. Wij suppoosten hebben, bovenop ons exuberante loon, onze riante onkostenvergoeding en de overvloed aan lekker eten en drinken op de barbecue na de opening, veel aan hem te danken. Jan Moeyaert is immers de man die ons allemaal proactief leerde zijn. Via e-mail dan nog. The man is a genius.

En hier woonden wij, suppoostjes: De Korenbloem. Dit leeg en te koop staande restaurant aan de Kleine Markt had tegenover vroegere suppoostenhonken het ontegensprekelijke voordeel dat het,voorzover geweten, niet behekst was. (Dat was in de tijd dat de suppoosten tijdens de Powweziezomer het rusthuis bezetten wel even anders.) Alhoewel: wanneer beneden de sjas afgetrokken werd, begon de jacuzzi in de badkamer om onopgehelderde redenen vanzelf te broebelen. Voorts hadden we, na enig gefoefel en gezeur, alle comfort: internet, stromend en bij tijden warm water, gescheiden sanitair, een grote koelkast enzovoort. Op deze foto is te zien hoe een groepje fietstoeristen onze ontbijttafel aanziet voor een caféterras, en vervolgens door een welwillend en veelkoppig personeelsbestand op z'n wenken bediend wordt. Met het verpatsen van zo'n vijf euro aan Aldi-pils en dito koffie verdienden we zo'n achttien euro, bovenop ons zo al riante eetbudget.
De organisatie, die ervaring heeft met dit soort dingen, hield er rekening mee dat mensen van al die conceptuele kunst op het parcours weleens de schijterij zouden kunnen krijgen. Daarom investeerde men in veellagig gemakpapier. En dat allemaal met uw belastinggeld, jawel.

Hierboven ziet u dichter Charles Ducal voordragen voor het talrijk aanwezige publiek in het Parochiehuisje. Die dag waren wij aldaar suppoost. De man, uit wiens werk wij in een vroeger leven met nauwelijks verholen bewondering konden citeren, blijkt in werkelijkheid nog 't meest weg te hebben van 'n typetje van Frank Focketyn. Edoch, één citaatje om het af te leren, uit de bundel "Het Huwelijk" uit 1987.

Gelukkig heb ik nog mijn oude pyjama/met knikkende knieën en slaphangend kruis/die trek ik aan als de vrouw is gaan slapen/ ik hang er de droevige ridder in uit.


Toegegeven, de foto hieronder is een klein beetje geposeerd, maar dat neemt niet weg dat uw dienaar wel degelijk heeft geschreven in Watou. Het gedicht "Daar gaan we weer," dat elders op deze blog te lezen valt, is daarvan al één morzeltje bewijs. Fragmenten uit andere schrijfsels zullen binnenkort ongetwijfeld de weg naar uw computerscherm vinden.

Fauna
Er waren ook heel wat beestjes te zien in Watou. Een kleine greep uit het aanbod.

Bessie het pluchen paard (rechts) werd op een dag de Korenbloem binnengedragen door een collega. Het arme beest was eigendom van de twee heren die het Blauwhuis bewoonden en het - al naargelang de bron - in gips wilden laten gieten voor in hun slaapkamer, dan wel het cadeau wilden doen aan een klein meisje van twaalf jaar. Reden genoeg voor ons om Bessie dus verborgen te houden in ons honk, in de hoop dat de heaumeaux van het Blauwhuis zouden vergeten dat ze Bessie überhaupt ooit in huis hadden gehad.



Dat was echter buiten het alziend oog van de organisatoren gerekend, die het stelen van een pluchen paard niet als goede PR beschouwden voor hun evenement. Paarden stelen is in een streek als Watou nog steeds een delicaat topic, zelfs wanneer het om een pluchen exemplaar gaat. Brecht werd dus gesommeerd Bessie terug naar haar oorspronkelijke plek te brengen, een karwei dat hij met frisse tegenzin aanving. Alvorens terug te keren, bezocht Bessie het hele parcours, wat streng verboden was, aangezien Bessie geen toegangskaartje had. Op deze foto zie je Bessie niettemin in de kelder van de brouwerij.

Bessie was echter niet het enige vreemde beest in Watou. Op deze foto zie je een zeldzame West-Vlaamse kerkuil. Het feit dat 'ie zich niet in een kerk, maar naast een schoorsteen bevindt, is een eerste aanwijzing dat hij zich niet al te lekker voelt. Het feit dat 'ie zich, hoewel een nachtdier zijnde, overdag vertoont, is een tweede. Niet dat wij dat zelf verzinnen, hoor: twee leden van de Bende van de Bosklapper of een aanverwante geitenwollensokkenclub, die toevallig over het hek van 'n locatie waren gekropen - een praktijk die wij niet aanmoedigen - waren zo vriendelijk ons zonder veel folterpraktijken van onzentwege te vertellen waarom ze zulks gedaan hadden. Bleek dat het een unieke kans was om dit zeldzame, zij het dus ietwat verwarde beest te aanschouwen.
En dit is één van de katten op het Blauwhuis; in totaal liepen er vier rond, die in een eeuwigdurende territoriumstrijd verwikkeld waren. Dit gitzwarte exemplaar droeg al vanaf dag één mijn voorkeur weg, en dat was wederzijds. Zwarte katten hebben echter de reputatie ongeluk te brengen. Omdat zulks geen goede reclame is, besloten we met z'n allen dit feit te downplayen door het sinistere, maar tegelijk ook snoezige beest de naam Flodderke te geven.

Tot slot was er nog den aap, een kunstwerk van Toni Matelli, en één van de frappantste bezienswaardigheden in Watou dit jaar. Zelfs na drie dagen werken op het Rusthuis was het voor schrijver dezes nog steeds schrikken om deze gehavende primaat aan te treffen, nota bene in het gezelschap van een klein plastic sculptuur, voorstellende twee zeehondjes die liggen te sterven in een plas olie. Het kleine jongetje op de foto staat er vooral bij omdat z'n knalroze T-shirt mooi paste bij het kanariegeel van de kamer. Zulks zou een mooie kleurenfoto kunnen opleveren, maar Kameraad Kodak dacht er die dag duidelijk anders over.


Leut ende vermaak

De boog kon natuurlijk niet altijd gespannen staan, en dus hadden we tal van nevenactiviteiten voorzien. Eén van de favoriete bezigheden in Watou was trouwens verjaren. Hier is Anne-Sophie aan de beurt...





...en hier Judith. Haar verjaardag vierden we met 'n picknick in de tuin van het rusthuis, in de schaduw van het aldaar neergepote pissijn van Elmset en Dragqueen. Tot spijt van heel wat bezoekers wie het water zowat aan de lippen stond, was voornoemd pissijn niet functioneel. Maar dat kon onze pret niet drukken, getuige het jolijt dat ontegensprekelijk van de gezichten der geportretteerden afdruipt.
Na een dag hard werken streken de suppoosten steevast neer op het terras van café 't Brouwershof. De rooie rakker op deze foto is collega Jonas, die zich die dag 'n klein beetje had laten verbranden in het zonnetje.


Op hetzelfde terras liet ook Brecht zich gewillig fotograferen.

Nu goed, af en toe wil een mens toch eens naar het buitenland, en dus trokken we op een avond onze stevigste stapschoenen aan om de vijfhonderd meter van de Korenbloem tot aan de Frans-Belgische grens te overbruggen. Gelukkig was er een café in de buurt met de toepasselijke naam La Frontière Belge, want van al dat stappen krijg je toch wel dorst. Watou is zo ver van de beschaving verwijderd dat wanneer je er Belgisch bier wil drinken -in casu een frisse Jupiler -, je de grens over moet.Waarom Veronique (rechts op de foto) een lepeltje op haar neus heeft, zal wel nooit helemaal duidelijk worden.




En dit is Dirk, de patron van het Brouwershof. Op eenvoudig verzoek brengt Dirk, geruggesteund door een even uitgebreide als nukkige geluidsinstallatie, klassiekers uit het betere Vlaamse lied en het Franse chanson.



Watoustock

Eén en ander kende een dramatisch culminatiepunt op 15 juli 2009, toen de eerste editie van Watoustock - een kolderieke avond voor en door suppoosten en andere randgevallen -doorging in het Brouwershof.
Hieronder zie je Anne-Sophie, Franciska en Pieter ijverig aan het werk met het keyboard van Dirk. Pieter zou me bij die gelegenheid vragen of ik een tenor had. Ik voelde me de rest van de dag alsof hij me een oneerbaar voorstel had gedaan. Wat Pieter op deze foto precies aan het doen is, is overigens met geen mogelijkheid meer te achterhalen.


We hadden die avond ook 'n speciale gast. Fleur was helemaal vanuit de Belgische hoofdstad naar Watou gekomen om haar gedichten voor te dragen en op fotogenieke wijze sigaretten te roken voor het alziend oog van Kameraad Kodak. Which is nice.




En hier is Fleur dus aan het voorlezen. Zelf traden wij ook op, maar omdat Kameraad Kodak zijn kuren krijgt van zodra ik hem uit handen geef, heb ik er zelf geen foto's van. Voor de volledigheid kan ik wel meegeven dat mijn bijdrage bestond uit het voorlezen van het "Requiem voor de laatste cowboy" en een zich in een erg rudimentair stadium bevindend Johnny-Brosverhaal, waarover in een volgende post ongetwijfeld meer. Tevens was ik gelast met de presentatie, hetgeen geen simpele klus was, zeker niet nadat we out of the blue besloten hadden een tweede, onvoorbereid gedeelte aan de avond vast te breien.

Ook Dirk liet zich niet onbetuigd.


Maar goed, aan alle mooie liedjes komt een eind. Nadat we 't Brouwershof hadden helpen sluiten, besloten we -dronken vandalen die we zijn - keet te gaan schoppen. Aangezien we nog twee maanden in Watou zouden verblijven, waren we zo slim om voornoemde keet niet in Watou zelf te gaan schoppen, maar wel in het dorpje Houtkerque, vlak over de Franse grens. En omdat wij linkiewinkie intellectuelen zijn, schopten we keet met een Belgicistisch tintje. L'union fait la farce.

Een tweede editie van Watoustock vond plaats begin augustus. Daarbij was uw dienaar niet aanwezig, maar de avond werd wel onsterfelijk gemaakt in de documentaire van Jade Corbey Why don't you fetch me another sausage, Mike?

Envoi


Ziezo. Met bovenstaande nietszeggende prentbriefkaartfoto sluiten wij volgaarne ons verslag van drie weken Watou af. Watou 2009 loopt nog tot 6 september, van 14 tot 19 uur (op zon- en feestdagen vanaf 11 uur.)Tickets kosten 10 euro als u een grote mens bent, voor studenten en ander klein grut wordt dat 5 euro. Pluchen paarden mogen gratis.