zondag 27 maart 2011

Het witte blad

Het witte blad. Het lege blad. De blanco pagina. Het grootste cliché uit het vak, met zijn onherroepelijke kern van waarheid: hier begint het. Om te schrijven moet je eerst en vooral op zoek naar een leeg, wit blad.

Volgend cliché: de angst voor dat lege blad. Ander paar mouwen, geef ik toe. Erger dan drentelen aan de rand van het veel te diepe zwembad, handenwringender dan een aanzoek, een bankschroefachtige dwang: durf eens iets te schrijven. Weet jij wel iets te verzinnen dat hier kan blijven staan ter eeuwige vervanging van al dat peilloze wit?

Een onnozel vodje papier. Een strijdtoneel. Netjes binnen de BIN-norm.

Het bordje van schrijver verwisseld voor dat van journalist, ik. Blokkentorens bouwen van woorden, een verhaal met trapjes. En deadlines, dat vooral. Niet talmen, schrijven! Het witte blad eerst vol krabbels richting actua, kapstokken en tussenkopjes, de sloganschreeuw met barnumpotentieel bovenaan – beseffen dat anderen er hun hakbijltje nog wel over laten vallen. Extra, extra! Het product, zoveel mogelijk ontdaan van tik- en andere fouten, richting redactie sturen. Achterover leunen. Een kopje koffie inschenken.

Denken dat het wit van je schrijfpapier zich nu ook wel wat sneller gewonnen zal geven. Het bordje van de schrijver voor je neus gezet, het glaasje ernaast. Geen krimp. Inspanning alom. Niemand thuis.

Een rimpelloos, wit vlak. Een woestenij. Een spiegel.

Het blad verruild voor het witte scherm. Soelaas: nul. Schrappen zet alle tellers onherroepelijk op nul. Wegklikken naar Facebook, telkens opnieuw: oef, ik ben er nog.

Denken: dit varkentje wassen wij vlug. Denken: dit is een mooi begin. Denken: deze versie opslaan voor ik mij bedenk.

Op weg naar buiten voorbijgaan aan je prullenbak vol proppen wit papier.