Uw dienaar houdt van
boekhandels, laat daar alstublieft geen twijfel over bestaan. Maar mijn recente
wedervaren in twee boekhandels te lande, stelt die liefde danig op de proef.
Boekhandels, dus. Geen groter plezier doe je deze jongen dan
hem een gestolen uurtje vrij te laten grasduinen tussen de stapels en stapels
boeken. Grasduinen, het woord alleen al. Wat ben ik blij dat onderhavig
grasduinen een deel van mijn werk als literatuurreporter is. Sterker nog, mocht
het ooit zover komen dat ik het journalistenvak vaarwel zwaaide, ik zou er
vrede mee hebben de rest van mijn dagen in een boekhandel te werken. Ik hou van
de boekhandel, van de pokdaligste ramsjbazaar tot het zelfverklaarde
literatuurcentrum. Dat is echt het probleem niet.
Als geletterde mens word je natuurlijk ook geacht om die
liefde voor de boekhandel te cultiveren. Van opleiding germanist zijnde,
herinner ik me dat een van de docenten Nederlandse literatuur er één van zijn
schaarse college-uren voor uittrok om ons
op het hart te drukken deze tak van de kleinhandel toch vooral te koesteren, en
mede overeind te houden door middel van frequente betrekking van de aldaar te
koop gestelde waar. Onder geen beding werden wij geacht onze boeken te kopen in de
Standaard Boekhandel. Fnac was een
twijfelgevalletje, dat enigszins werd gered door zijn chiquere cachet, maar
toch: ergens waren we toch verplicht om partij te trekken voor de échte
boekhandel.
Enkele jaren tevoren was het artisanale boekverkopersvak bovendien
concurrentie beginnen ondervinden van
het internet. Online kon je aan alle boeken raken die je maar beliefde, zelfs
boeken die je bij de plaatselijke boekenboer maar zelden vond – wat dat betreft
was het internet voor onze generatie wat
Amsterdam was voor Kris de Bruyne. Enkele muisklikken, een banale transactie
met de bankkaart, en even later lag het
bestelde boekwerk op je deurmat. Je hoefde er ternauwernood voor uit je luie
zetel te komen. Vaak viel het zelfs goedkoper uit dan bij de boekhandel om de
hoek. (Dat “om de hoek” mocht je in die tijd ook al met een flink korreltje
zout nemen, want met ternauwernood één of twee “echte” boekhandels per
centrumstadje, mocht je voor boekshoppen-zoals-het-hoort in Vlaanderen al snel een stevig eindje
omrijden.) En dat besefte onze docent. Maar,
zo doceerde hij dapper verder: de service die de onafhankelijke boekhandel je
bood, het advies, de klantenbinding, dat vond je toch werkelijk nergens anders.
Koesteren, die handel, zeker in crisistijden.
Mij moest hij niet meer overtuigen, al was ik niet
ongevoelig voor het prijsargument. Ik moest het in die dagen rooien met een
bescheiden weekgeld, dat voor een groot deel op ging aan levensnoodzakelijke
dingen als kranten, sigaretten en af en toe een hap te eten. De eerlijkheid
gebiedt mij te zeggen dat er ook wel wat
terugvloeide naar de Leuvense horeca, toch ook een sector die klappen kreeg van
de crisis. Doch dit terzijde.
Sowieso was ik geen voorstander van boeken kopen via het
internet. Het grasduinen, bijvoorbeeld, werd helemaal geëlimineerd en vervangen
door het veel minder zinnelijke googlen van het gezochte boek, waarna één of
twee muisklikken in principe moesten volstaan om de transactie te volmaken. That is: als niet middenin deze
handeling het internet uitviel of de computer vastliep. Waar ik helemaal een
hekel aan had, was het verplicht aanmaken van accounts met activatiemails die zoek raakten en paswoorden die ik
telkens opnieuw vergat. Bovendien stemde ook de levering mij niet altijd even
gelukkig. Ik heb weleens meegemaakt dat de postbode vergeefse pogingen ondernam een vuistdik en in
drie lagen karton verpakt boek door de brievenbus van mijn ouderlijk huis te
douwen. Resultaat: brievenbus naar de ruk en boekwerk in de kreukels. Look back in anger van John Osborne
mocht ik op een regenachtige dag aantreffen onder de voetmat bij de voordeur,
voorzien van de modderige voetafdruk van een balorige huisgenoot . Het quasi
volledige oeuvre van de Nederlandse thrillerschrijfster Esther Verhoef, mij toegezonden
als studiemateriaal voor een interview, trof ik bij het aanharken van de
achtertuin haast toevallig achter de sierhibiscus, verpakt in een grotendeels verregende
kartonnen doos, daar verstopt door een postbode die niemand thuis had gevonden
en het pak daar dan maar had achtergelaten.
Bij het aanschouwen van de stapel verregende thrillers was
voor mij de maat vol. Fini, dat
boekenkopen via het internet. Dan liet ik mijn bestellingen in de toekomst liever afhandelen door de professionele boekhandel. Geen geklier meer achter de
computer, geen brokken meer aan de brievenbus, en geen zoektochten meer naar in
struikgewas verstopt leesvoer. Bovendien, zo vermoedde ik, zouden de
distributiekanalen van de boekhandel wel gesofisticeerder zijn, waardoor de estimated time of arrival van een pakje
niet meer afhankelijk was van de luim van een of andere amateurboekenboer die
vanachter een computer aan de andere kant van de wereld mijn bestelling
afhandelde. Niet onbelangrijk: bij het ter plaatse afhalen van het bestelde
lekkers, zou ik tegelijkertijd nog wat kunnen grasduinen. De eventuele meerprijs
was snel vergeten, in ruil voor zoveel plezier en service, toch?
Tot enkele dagen geleden zou ik hierop volmondig “ja” hebben
geantwoord. Heden ben ik daar net iets minder zeker van, na mijn recente wedervaren
in enkele boekhandels te lande. Nu moet je weten dat ik een zwak heb voor
Limburgse literatuur. Destijds, aan de unief, heb ik zelfs een scriptie
gepleegd over Limburgse literatuur, meer bepaald over de Limburgse klassieker Obbe Baan van Lei Kerouac. Sindsdien is
mijn fascinatie voor alles wat met Limburg te maken heeft, alleen maar
toegenomen. Als het niet zo verdomd ver weg was, ik zou zo in Limburg gaan
wonen. De muziek, de eindeloze highways,
de prairies, al die typisch Limburgse dingen, las ik voor het eerst in Obbe Baan, en sindsdien hebben ze een
onuitwisbare indruk op me gemaakt. Soms voel ik me zelfs een halve Limburger,
stel je voor. Nu goed, dat betekent dus
dat er geen boek over Limburg voorbij kan komen of ik moet het hebben. Zo ook
met een recent verschenen boekwerk over de ontstaansgeschiedenis van Obbe Baan. Ik beloofde een recensie van
het boek aan een van mijn vaste opdrachtgevers en zette eind december koers
naar de hoofdstad, om het boek te gaan bestellen. Immers, boekhandels die zich
specialiseerden in Limburgse literatuur vind je in ons landje nog maar zelden. Maar
niet getreurd, in de hoofdstad zou men
mij wel kunnen helpen.
Ik had er goede hoop in: in deze winkel had ik al eerder
boeken besteld. Titel, auteur en ISBN-nummer had ik al gevonden via amazon.com en op een papiertje geschreven: enkel het
bestellen liet ik volgaarne aan de winkel over. In mijn beste Limburgs handelde
ik de bestelling af – hoewel de meeste personeelsleden van de boekhandel wel
degelijk uit de hoofdstad afkomstig zijn, hoort het bij de customer – experience dat je er voor de galerij Limburgs spreekt.
De juffrouw achter het loket liet me de bestelbon ondertekenen, ik noteerde ook
nog mijn naam, telefoonnummer en mailadres en ze zouden me iets laten weten wanneer
het boek er was. Dat kon wel even duren, want zoals ik vast wel wist moest dit
boek van ver over het Albertkanaal komen. In de derde week van januari zou het
vast ter beschikking zijn. Niet erg, ik zou wel wachten, en sowieso was ik vaak
genoeg in de hoofdstad te vinden om het dan snel te komen ophalen. Ik wenste iedereen een prettig eindejaar en
verliet na enig grasduinen de winkel.
Gisteren was ik toevallig in de hoofdstad voor een andere klus, toen ik voorbij de
Limburgse boekhandel gewandeld kwam. Hoewel ik nog geen bericht over mijn
bestelling ontvangen had, besloot ik even navraag te gaan doen. Het was
tenslotte toch de derde week van januari, misschien was het boek al binnenl? En passant zou ik ook enkele Limburgse kranten en
tijdschriften meepikken, die je hier heel zelden vindt. En een beetje
grasduinen, natuurlijk.
Wederom in mijn beste Limburgs vroeg ik de bediende bij de
bestellingen of het boek misschien gearriveerd was. Eerst was die nogal
verbaasd – wat kwam ik eigenlijk vragen, als ik dan toch nog niet van de
aankomst van het boek op de hoogte gesteld was? Ik verzekerde hem dat ik gewoon
even kwam aanwaaien, voor het geval dat… “Op welke noam, menne man?” vroeg de loketbediende
dan maar, enigszins verveeld. Ik spelde mijn naam, wijl de bediende met één
vinger de opgesomde lettertekens aansloeg. “Computer zegt nee, menne man,”
antwoordde hij. “Ich vind hielegans nichts van ouw bestelling. Geeft ouwe noam
nog es?”
Geduldig spelde ik: L-E-E-N, met twee keer de E van Edward
en een keer de N van Nico. Geen resultaat.
“Moar da kan nièt, menne man,” probeerde ik vriendelijk te
blijven. “Ich heub mien bestelling gegeuve, met miene noam, d’n titel, d’n auteur én den ISBN-numero. Het
mètske achter de balie hèt mich zeulfs mien mailadres en mien telefonnumero doen
opschrieve, vur as’t boek der zou zien.”
“Heubste dien ISBN-numero nog?”
“Neije,” antwoordde ik naar waarheid. Van de meeste boeken
in mijn collectie kan ik desgewenst zeggen bij wie ze zijn uitgegeven, in welk
jaar , wanneer ik het gekocht heb en wat het ooit heeft gekost, maar
ISBN-nummers onthouden, nee, dat leek me toch een beetje van de gekke. Dat
mochten ze wat mij betrof zelf uitzoeken. Klantenservice, weet je wel.
De man vroeg me nogmaals de titel en auteur van het boek op te geven,
waarna hij op een tweede , en vervolgens een derde computerklavier achter zijn
balie begon te dorsen, als probeerde hij op elk van de drie apparaten tevergeefs
een ingeslapen e-bayaccount nieuw leven in te blazen.
“Da is nou roar,” wendde hij het woord tot mij, als sprak
hij tot een klein kind dat iets héél, héél onnozels misdaan had. “Ich vind
diene boek hielemoa nie trug. Zètste wel
zèker dagge d’n titel just hèt opgeschrève?”
Ik balde mijn handen tot vuistjes en telde inwendig tot
tien. Iets dergelijks wàs me al eens overkomen, enkele weken tevoren, in een
nochtans alom geprezen boekhandel elders te lande. Eind november had ik een boek besteld over de
Zuid-Limburgse acteur Jos Ghysen, bij het grote publiek bekend van zijn
hoofdrol in de Oscarwinnende klassieker Who’s
afraid of Ireen Houben? Dit boek, dat door zijn nichekarakter niet
bepaald tot de stock van een gemiddeld boekenmagazijn behoort, had ik besteld
via het contactformulier op de website van de boekhandel. Het was niet de
eerste keer dat ik hier een boek bestelde, en ik had er een goed oog op. Men bevestigde
dat de bestelling rond het einde van december zeker ter plekke zou zijn, men
zou iets laten weten.
December was al bijna helemaal ten einde en nog steeds geen
nieuws. Ik belde het boekenmagazijn
dus op, met de vraag of er van mijn Ghysen al iets vernomen was. Men stond mij
te woord op een toontje van “Wat zit jij ons toch achterna te bellen?”, tot
bleek dat het boek wel degelijk in huis was. Sterker nog, het lag er al enkele
dagen op het schap, zo bleek. Men was enkel ‘vergeten’ mij het beloofde seintje
te geven. Toen ik de pakbon onder ogen kreeg, die men in de winkel bij het boek
had gevoegd, begreep ik ook waarom. Men was erin geslaagd mijn naam en
familienaam verkeerd te spellen, waardoor men boek en koper niet meer aan
elkaar had weten te linken. Ergens te lande zit een zekere Michel Lenen tot op
heden vergeefs te wachten op nieuws over zijn bestelling.
Wijl deze herinnering met door het hoofd schoot, verscheen
in de hoofdstedelijke Limburgse boekhandel de collega van de man achter het loket in het deurgat, een vrouw van
een eind in de vijftig die Limburgs sprak met een hoofdstedelijk accent – je kon
wel zien dat zij geen echte Limburgse was. Haar collega legde in korte
bewoordingen uit wat er scheelde.
“Heubste hier al ierder enne boek besteld, menne man?” vroeg
ze, op de toon die men ook pleegt te bezigen wanneer men aan een ziek
mongooltje vraagt waar het pijn doet.
“Joat,” antwoordde ik haar naar waarheid. Niet zo volgens de
drie computerschermen, waarop geen spoor
van mij, noch mijn bestellingen (past
present and future) terug te vinden was, ondanks het feit dat ik zelfs een klantenkaart
van deze boekhandel op zak had. Er viel
een ongemakkelijke stilte.
“Wanneer zèt ge diene boek kome bestelle?” vroeg de vrouw
tenslotte.
“Oan ’t eind van veurig joar, obbene zondag. Ich heub toen
enne bon getiekend mè mien bestelling en miene noam der op,” antwoordde ik.
“Wètste nog wie dat oach toen geholpen hèt?” vroeg de man,
zichtbaar opgelucht door het feit dat het nu twee tegen een was.
“Neje, doar heub ich nie zo op gelet.”
De vrouw achter het loket dacht diep na, je kon het haast
horen knetteren in de sacrale stilte tussen de boekenrekken. Ze begon als een bezetene op het toetsenbord
te dorsen, een handeling die tot onverhoopt resultaat had dat er nu tenminste
geen twijfel meer bestond over het bestaan, ergens daarbuiten, van het boek dat
ik beliefde. “Ut kan moar ein ding beteikene: dien daag mot er ‘ne jobstudent achter de kassa gestoan
heube, die dat papeerke kwiet hèt gedoan. Ouw bestelling is nooits deurgegève.”
Waarna er niets anders opzat dan de bestelling over te doen.
Ik werd nogmaals gevraagd naam, voornaam, telefoonnummer en adres op te geven - voor de zekerheid liet ik de dame achter het loket gewoon mijn visitekaartje overschrijven - de titel van het boek werd nogmaals uitgespeld en er werd mij gezegd dat de wachttijd,
die nu toch al drie vergeefse weken had geduurd, helaas met twee weken werd
verlengd. Hun contacten in Limburg stuurden niet elke dag een lading boeken over
het Albertkanaal, vandaar. De prijs van het boek zou neerkomen op ongeveer de helft van het honorarium dat ik voor de recensie zou opstrijken.
“Ut spiet ons verschrikkelijk,” mompelde haar collega, die
het begon te dagen dat een en ander mij niet zou nopen tot positieve
mond-aan-mondreclame over hun etablissement. “Ut spiet ons. As ich dat oan de hand zou heube, ich zou auch
kwoad weure.”
“’t Is niekske,” zei ik, maar inwendig kookte ik. Ik had
erop gerekend de recenseerarbeid deze week aan te vatten, niet met
Sint-Juttemis. Ik kocht nog snel het
nieuwste nummer van Het Belang van Limburg en maakte me uit de voeten, met het
vaste voornemen om een dergelijke bestelling nooit meer over te laten aan dit
soort ‘professionals’. Een tevreden
klant vindt vanzelf de weg naar je winkel terug. Maar die moet je wel
verdienen. Elke dag opnieuw. Computerbestellingen versjteren kan ik zelf ook wel.
Misschien zelfs nog beter.