donderdag 24 januari 2013

Service



Uw dienaar houdt van boekhandels, laat daar alstublieft geen twijfel over bestaan. Maar mijn recente wedervaren in twee boekhandels te lande, stelt die liefde danig op de proef.

Boekhandels, dus. Geen groter plezier doe je deze jongen dan hem een gestolen uurtje vrij te laten grasduinen tussen de stapels en stapels boeken. Grasduinen, het woord alleen al. Wat ben ik blij dat onderhavig grasduinen een deel van mijn werk als literatuurreporter is. Sterker nog, mocht het ooit zover komen dat ik het journalistenvak vaarwel zwaaide, ik zou er vrede mee hebben de rest van mijn dagen in een boekhandel te werken. Ik hou van de boekhandel, van de pokdaligste ramsjbazaar tot het zelfverklaarde literatuurcentrum. Dat is echt het probleem niet.

Als geletterde mens word je natuurlijk ook geacht om die liefde voor de boekhandel te cultiveren. Van opleiding germanist zijnde, herinner ik me dat een van de docenten Nederlandse literatuur er één van zijn schaarse college-uren  voor uittrok om ons op het hart te drukken deze tak van de kleinhandel toch vooral te koesteren, en mede overeind te houden door middel van frequente betrekking van de aldaar te koop gestelde waar. Onder geen beding werden wij geacht onze boeken te kopen in de Standaard Boekhandel. Fnac was een twijfelgevalletje, dat enigszins werd gered door zijn chiquere cachet, maar toch: ergens waren we toch verplicht om partij te trekken voor de échte boekhandel.

Enkele jaren tevoren was het artisanale boekverkopersvak bovendien  concurrentie beginnen ondervinden van het internet. Online kon je aan alle boeken raken die je maar beliefde, zelfs boeken die je bij de plaatselijke boekenboer maar zelden vond – wat dat betreft was het internet voor onze generatie  wat Amsterdam was voor Kris de Bruyne. Enkele muisklikken, een banale transactie met de bankkaart, en even  later lag het bestelde boekwerk op je deurmat. Je hoefde er ternauwernood voor uit je luie zetel te komen. Vaak viel het zelfs  goedkoper uit dan bij de boekhandel om de hoek. (Dat “om de hoek” mocht je in die tijd ook al met een flink korreltje zout nemen, want met ternauwernood één of twee “echte” boekhandels per centrumstadje, mocht je voor boekshoppen-zoals-het-hoort  in Vlaanderen al snel een stevig eindje omrijden.)  En dat besefte onze docent. Maar, zo doceerde hij dapper verder: de service die de onafhankelijke boekhandel je bood, het advies, de klantenbinding, dat vond je toch werkelijk nergens anders. Koesteren, die handel, zeker in crisistijden.

Mij moest hij niet meer overtuigen, al was ik niet ongevoelig voor het prijsargument. Ik moest het in die dagen rooien met een bescheiden weekgeld, dat voor een groot deel op ging aan levensnoodzakelijke dingen als kranten, sigaretten en af en toe een hap te eten. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat  er ook wel wat terugvloeide naar de Leuvense horeca, toch ook een sector die klappen kreeg van de crisis. Doch dit terzijde.

Sowieso was ik geen voorstander van boeken kopen via het internet. Het grasduinen, bijvoorbeeld, werd helemaal geëlimineerd en vervangen door het veel minder zinnelijke googlen van het gezochte boek, waarna één of twee muisklikken in principe moesten volstaan om de transactie te volmaken. That is: als niet middenin deze handeling het internet uitviel of de computer vastliep. Waar ik helemaal een hekel aan had, was het verplicht aanmaken van accounts met activatiemails die zoek raakten en paswoorden die ik telkens opnieuw vergat. Bovendien stemde ook de levering mij niet altijd even gelukkig. Ik heb weleens meegemaakt dat de postbode  vergeefse pogingen ondernam een vuistdik en in drie lagen karton verpakt boek door de brievenbus van mijn ouderlijk huis te douwen. Resultaat: brievenbus naar de ruk en boekwerk in de kreukels. Look back in anger van John Osborne mocht ik op een regenachtige dag aantreffen onder de voetmat bij de voordeur, voorzien van de modderige voetafdruk van een balorige huisgenoot . Het quasi volledige oeuvre van de Nederlandse thrillerschrijfster Esther Verhoef, mij toegezonden als studiemateriaal voor een interview, trof ik bij het aanharken van de achtertuin haast toevallig achter de sierhibiscus, verpakt in een grotendeels verregende kartonnen doos, daar verstopt door een postbode die niemand thuis had gevonden en het pak daar dan maar had achtergelaten.

Bij het aanschouwen van de stapel verregende thrillers was voor mij de maat vol. Fini, dat boekenkopen via het internet. Dan liet ik mijn bestellingen in de toekomst  liever afhandelen door de professionele  boekhandel. Geen geklier meer achter de computer, geen brokken meer aan de brievenbus, en geen zoektochten meer naar in struikgewas verstopt leesvoer. Bovendien, zo vermoedde ik, zouden de distributiekanalen van de boekhandel wel gesofisticeerder zijn, waardoor de estimated time of arrival van een pakje niet meer afhankelijk was van de luim van een of andere amateurboekenboer die vanachter een computer aan de andere kant van de wereld mijn bestelling afhandelde. Niet onbelangrijk: bij het ter plaatse afhalen van het bestelde lekkers, zou ik tegelijkertijd nog wat kunnen grasduinen. De eventuele meerprijs was snel vergeten, in ruil voor zoveel plezier en service, toch?

Tot enkele dagen  geleden zou ik hierop volmondig “ja” hebben geantwoord. Heden ben ik daar net iets minder zeker van, na mijn recente wedervaren in enkele boekhandels te lande. Nu moet je weten dat ik een zwak heb voor Limburgse literatuur. Destijds, aan de unief, heb ik zelfs een scriptie gepleegd over Limburgse literatuur, meer bepaald over de Limburgse klassieker Obbe Baan van Lei Kerouac. Sindsdien is mijn fascinatie voor alles wat met Limburg te maken heeft, alleen maar toegenomen. Als het niet zo verdomd ver weg was, ik zou zo in Limburg gaan wonen. De muziek, de eindeloze highways, de prairies, al die typisch Limburgse dingen, las ik voor het eerst in Obbe Baan, en sindsdien hebben ze een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Soms voel ik me zelfs een halve Limburger, stel je voor.  Nu goed, dat betekent dus dat er geen boek over Limburg voorbij kan komen of ik moet het hebben. Zo ook met een recent verschenen boekwerk over de ontstaansgeschiedenis van Obbe Baan. Ik beloofde een recensie van het boek aan een van mijn vaste opdrachtgevers en zette eind december koers naar de hoofdstad, om het boek te gaan bestellen. Immers, boekhandels die zich specialiseerden in Limburgse literatuur vind je in ons landje nog maar zelden. Maar niet getreurd, in de hoofdstad  zou men mij wel kunnen helpen.

Ik had er goede hoop in: in deze winkel had ik al eerder boeken besteld. Titel, auteur en ISBN-nummer had ik al gevonden via amazon.com  en op een papiertje geschreven: enkel het bestellen liet ik volgaarne aan de winkel over. In mijn beste Limburgs handelde ik de bestelling af – hoewel de meeste personeelsleden van de boekhandel wel degelijk uit de hoofdstad afkomstig zijn, hoort het bij de customer – experience dat je er voor de galerij Limburgs spreekt. De juffrouw achter het loket liet me de bestelbon ondertekenen, ik noteerde ook nog mijn naam, telefoonnummer en mailadres en ze zouden me iets laten weten wanneer het boek er was. Dat kon wel even duren, want zoals ik vast wel wist moest dit boek van ver over het Albertkanaal komen. In de derde week van januari zou het vast ter beschikking zijn. Niet erg, ik zou wel wachten, en sowieso was ik vaak genoeg in de hoofdstad te vinden om het dan snel te komen ophalen.  Ik wenste iedereen een prettig eindejaar en verliet na enig grasduinen de winkel.

Gisteren was ik toevallig in de hoofdstad  voor een andere klus, toen ik voorbij de Limburgse boekhandel  gewandeld  kwam. Hoewel ik nog geen bericht over mijn bestelling ontvangen had, besloot ik even navraag te gaan doen. Het was tenslotte toch de derde week van januari, misschien was het boek al binnenl? En passant zou  ik ook enkele Limburgse kranten en tijdschriften meepikken, die je hier heel zelden vindt. En een beetje grasduinen, natuurlijk.

Wederom in mijn beste Limburgs vroeg ik de bediende bij de bestellingen of het boek misschien gearriveerd was. Eerst was die nogal verbaasd – wat kwam ik eigenlijk vragen, als ik dan toch nog niet van de aankomst van het boek op de hoogte gesteld was? Ik verzekerde hem dat ik gewoon even kwam aanwaaien, voor het geval dat…  “Op welke noam, menne man?” vroeg de loketbediende dan maar, enigszins verveeld. Ik spelde mijn naam, wijl de bediende met één vinger de opgesomde lettertekens aansloeg. “Computer zegt nee, menne man,” antwoordde hij. “Ich vind hielegans nichts van ouw bestelling. Geeft ouwe noam nog es?”
Geduldig spelde ik: L-E-E-N, met twee keer de E van Edward en een keer de N van Nico. Geen resultaat.
Moar da kan nièt, menne man,” probeerde ik vriendelijk te blijven. “Ich heub mien bestelling gegeuve, met miene noam,  d’n titel, d’n auteur én den ISBN-numero. Het mètske achter de balie hèt mich zeulfs mien mailadres en mien telefonnumero doen opschrieve, vur as’t boek der zou zien.
Heubste dien ISBN-numero nog?”
Neije,” antwoordde ik naar waarheid. Van de meeste boeken in mijn collectie kan ik desgewenst zeggen bij wie ze zijn uitgegeven, in welk jaar , wanneer ik het gekocht heb en wat het ooit heeft gekost, maar ISBN-nummers onthouden, nee, dat leek me toch een beetje van de gekke. Dat mochten ze wat mij betrof zelf uitzoeken. Klantenservice, weet je wel.

De man vroeg me nogmaals  de titel en auteur van het boek op te geven, waarna hij op een tweede , en vervolgens een derde computerklavier achter zijn balie begon te dorsen, als probeerde hij op elk van de drie apparaten tevergeefs een ingeslapen e-bayaccount nieuw leven in te blazen.
Da is nou roar,” wendde hij het woord tot mij, als sprak hij tot een klein kind dat iets héél, héél onnozels misdaan had. “Ich vind diene boek hielemoa nie  trug. Zètste wel zèker dagge d’n titel just hèt opgeschrève?

Ik balde mijn handen tot vuistjes en telde inwendig tot tien. Iets dergelijks wàs me al eens overkomen, enkele weken tevoren, in een nochtans alom geprezen boekhandel elders te lande.  Eind november had ik een boek besteld over de Zuid-Limburgse acteur Jos Ghysen, bij het grote publiek bekend van zijn hoofdrol in de Oscarwinnende klassieker Who’s afraid of Ireen  Houben?  Dit boek, dat door zijn nichekarakter niet bepaald tot de stock van een gemiddeld boekenmagazijn behoort, had ik besteld via het contactformulier op de website van de boekhandel. Het was niet de eerste keer dat ik hier een boek bestelde, en ik had er een goed oog op. Men bevestigde dat de bestelling rond het einde van december zeker ter plekke zou zijn, men zou iets laten weten.

December was al bijna helemaal ten einde en nog steeds geen nieuws. Ik  belde het boekenmagazijn dus op, met de vraag of er van mijn Ghysen al iets vernomen was. Men stond mij te woord op een toontje van “Wat zit jij ons toch achterna te bellen?”, tot bleek dat het boek wel degelijk in huis was. Sterker nog, het lag er al enkele dagen op het schap, zo bleek. Men was enkel ‘vergeten’ mij het beloofde seintje te geven. Toen ik de pakbon onder ogen kreeg, die men in de winkel bij het boek had gevoegd, begreep ik ook waarom. Men was erin geslaagd mijn naam en familienaam verkeerd te spellen, waardoor men boek en koper niet meer aan elkaar had weten te linken. Ergens te lande zit een zekere Michel Lenen tot op heden vergeefs te wachten op nieuws over zijn bestelling.

Wijl deze herinnering met door het hoofd schoot, verscheen in de hoofdstedelijke Limburgse boekhandel  de collega van de man achter het loket in het deurgat, een vrouw van een eind in de vijftig die Limburgs sprak met een hoofdstedelijk accent – je kon wel zien dat zij geen echte Limburgse was. Haar collega legde in korte bewoordingen uit wat er scheelde.
Heubste hier al ierder enne boek besteld, menne man?” vroeg ze, op de toon die men ook pleegt te bezigen wanneer men aan een ziek mongooltje vraagt waar het pijn doet.
Joat,” antwoordde ik haar naar waarheid. Niet zo volgens de drie computerschermen, waarop  geen spoor van mij, noch mijn bestellingen (past present and future) terug te vinden was, ondanks het feit dat ik zelfs een klantenkaart  van deze boekhandel op zak had. Er viel een ongemakkelijke stilte.
Wanneer zèt ge diene boek kome bestelle?” vroeg de vrouw tenslotte.
Oan ’t eind van veurig joar, obbene zondag. Ich heub toen enne bon getiekend mè mien bestelling en miene noam der op,” antwoordde ik.
Wètste nog wie dat oach toen geholpen hèt?” vroeg de man, zichtbaar opgelucht door het feit dat het nu twee tegen een was.
Neje, doar heub ich nie zo op gelet.”

De vrouw achter het loket dacht diep na, je kon het haast horen knetteren in de sacrale stilte tussen de boekenrekken.  Ze begon als een bezetene op het toetsenbord te dorsen, een handeling die tot onverhoopt resultaat had dat er nu tenminste geen twijfel meer bestond over het bestaan, ergens daarbuiten, van het boek dat ik beliefde. “Ut kan moar ein ding beteikene: dien daag  mot er ‘ne jobstudent achter de kassa gestoan heube, die dat papeerke kwiet hèt gedoan. Ouw bestelling is nooits deurgegève.

Waarna er niets anders opzat dan de bestelling over te doen. Ik werd nogmaals gevraagd naam, voornaam, telefoonnummer en adres op te geven - voor de zekerheid liet ik de dame achter het loket gewoon mijn visitekaartje overschrijven -  de titel van het boek werd nogmaals uitgespeld en er werd mij gezegd dat de wachttijd, die nu toch al drie vergeefse weken had geduurd, helaas met twee weken werd verlengd. Hun contacten in Limburg stuurden niet elke dag een lading boeken over het Albertkanaal, vandaar. De prijs van het boek zou neerkomen op ongeveer de helft van het honorarium dat ik voor de recensie zou opstrijken. 

Ut spiet ons verschrikkelijk,” mompelde haar collega, die het begon te dagen dat een en ander mij niet zou nopen tot positieve mond-aan-mondreclame over hun etablissement. “Ut spiet ons. As  ich dat oan de hand zou heube, ich zou auch kwoad weure.”
’t Is niekske,” zei ik, maar inwendig kookte ik. Ik had erop gerekend de recenseerarbeid deze week aan te vatten, niet met Sint-Juttemis. Ik kocht nog snel  het nieuwste nummer van Het Belang van Limburg en maakte me uit de voeten, met het vaste voornemen om een dergelijke bestelling nooit meer over te laten aan dit soort  ‘professionals’. Een tevreden klant vindt vanzelf de weg naar je winkel terug. Maar die moet je wel verdienen. Elke dag opnieuw. Computerbestellingen  versjteren kan ik zelf ook wel. Misschien zelfs nog beter.